right|222px|thumb|Een illustratie van de benaderde versus de werkelijke bandbreedte waarover een kanaal kan beschikken. In de telecommunicatie wordt met bandbreedte van een transmissiekanaal het verschil bedoeld tussen de hoogste frequentie die wordt doorgelaten en de laagst doorgelaten frequentie. De definitie van bandbreedte is dus het gebruikte, continue interval in het frequentiespectrum, ofwel de frequentieband. Zo is bijvoorbeeld in de bedrade telefonie de gebruikte “band” het gedeelte gaande van 300 Hz (hertz) tot 3400 Hz, wat resulteert in een bandbreedte van 3100 Hz of 3,1 kHz. Aangezien de benaderde bandbreedte wordt voorgesteld als een blok op een signaalvermogen/frequentie-diagram en de werkelijke bandbreedte zich als een klokvormige normaalverdelingscurve gedraagt, moet er een compromis worden gemaakt. Dit wordt meestal gekozen volgens de halfvermogenregel (half power gain convention). Dit wil zeggen dat de grenzen van de band worden gekozen bij de frequenties waar het vermogen onder de helft van het maximale vermogen komt. (1) Als men nu die helft wil uitdrukken met waarde x (in decibels): (2) Dit geeft: waarbij het vermogen is uitgedrukt in decibels. De grenzen worden dus gekozen op de frequentie(s) waarbij het vermogen meer dan 3 decibels zakt onder het maximale vermogen.
Vocabulary